De oerfabel | Franse fabel | Nederlandse fabel |
DE RAAF EN DE VOS Meester raaf, in t wilgenboschjen, Hield een kaashomp in den bek. Reintjen rook het : in zoon kostjen Had de snoepert ook wel trek. "Wees gegroet!" zei t looze vosjen, "Waarde Heer Van Ravenhorst! "Edel voorhoofd, fiere borst, " Om uw schoonheid nooit volprezen! "Is uw zangstem ook zoo mooi "Als uw rijke vedertooi, "Dan moet gij een Fenix wezen!" Door dit allervriendelijkste woord Voelt de raaf zich veel bekoord. Nu, zijn stem - die moest bevallen. Rein zou t hooren! Een, twee, drie, Opent hij den bek - maar zie! Mèt laat hij zijn kaashomp vallen. Reintjen smult en lekt zijn baard : "Weet, amice! vleiers fleemen "Om hun hoorders beet te memen. "Zulk een lesjen, bij mijn staart! "Is toch wel een kaashomp waard." En de raaf? - werd bijster kwaad, En hij zwoer nooit van zijn leven Vleiers meer gehoor te geven. - Goed! Maar t was een beetjen laat. |
||
De oerfabel | Franse fabel | Nederlandse fabel |